In 1934 kreeg frater Jan Coops van Imperator Spencer Lewis de opdracht om het licht van het Rozekruis naar Nederland te brengen. In mijn PeeBee van afgelopen mei heb ik de verdere geschiedenis van onze grootloge beschreven. Deze opdracht kreeg hij nu 90 jaar geleden en om dat te vieren komen wij op zaterdag 30 november bij elkaar in de Besant Hall te Naarden.
Ik verheug mij er heel erg op om zo veel mogelijk van onze leden en vrienden van AMORC te ontmoeten. Een convent of mystieke dag is altijd een heerlijke gelegenheid om kennis te maken met nieuwe mensen en oude bekenden weer te ontmoeten. Deze keer zal er een open Pronaos convocatie worden gehouden. ‘Open’ wil zeggen dat niet alleen leden welkom zijn bij de ceremonie, maar dat ook familie en vrienden mee mogen doen en kunnen proeven van de sfeer. Dat maakt het makkelijker om te begrijpen wat wij doen tijdens onze bijeenkomsten. Dit is dus een uitstekende gelegenheid om iemand mee te nemen die graag wil weten wie de Rozekruisers zijn en wat wij doen.
Ik krijg vaak brieven van leden. Soms worden daar onderwerpen in aangesneden die ik graag met alle leden wil delen. Een lid schreef mij laatst: “Toch houdt een vraag mij bezig, [knip] dat de tradities van AMORC terug te voeren zijn naar farao’s als Toetmozes III en Akhnaton. De geschiedenis leert dat farao Thoetmozes een groot veldheer was, maar ook een diepgewortelde spirituele band had met de godheid Amon. Hoewel de tijden natuurlijk anders waren, blijf ik hier een beetje mee worstelen. Zijn vele veldslagen hebben ongetwijfeld veel slachtoffers geëist. Misschien zou een diepere uitleg mij meer inzicht kunnen geven.”
Ik heb hem het volgende antwoord gegeven.
“Je vraag over de oorlogszucht van Toetmozes III is terecht. Ik vind het zelf ook vreemd dat zo veel grote veldheren tegelijkertijd een diep mystiek inzicht hadden. Alexander de Grote mocht, als ingewijde in de grote mysteriën, offeren aan de lokale goden in de steden die hij veroverde. Marcus Aurelius schreef zijn Overpeinzingen tijdens een tienjarige veldtocht. Van Napoleon wordt verteld dat hij in zijn vele oorlogen een rozekruis in zijn tent had hangen.
Marcus Aurelius is hiervan de meest interessante omdat hij in zijn boek beschrijft hoe hij met deze conflicten worstelde en er mee leerde omgaan.
In het hindoeïsme hebben ze het over dharma. Dat is de rol die je in het leven speelt. De rol van een farao omvatte het voeren van oorlog. Zowel om het land te verdedigen tegen aanvallers, als om andere volkeren te onderwerpen. Eén van de redenen waarom Akhnaton in zijn tijd werd gezien als een slechte farao, was dat hij géén oorlog wilde. Toetmozes III was in de ogen van de oude Egyptenaren een goede farao omdat hij zijn grondgebied wist te vergroten en veel steden aan zich schatplichtig maakte, waardoor Egypte welvarend was. Dat hierbij aan de inwoners van die steden veel leed werd berokkend, stoorde hem blijkbaar niet. Of hij liet dat in ieder geval niet merken. Zijn plicht als veldheer en later farao was om goed voor Egypte te zorgen, niet voor de hele wereld.”
Na het versturen van mijn antwoord bleef de kwestie mij bezighouden. Het blijft voor een moderne westerling lastig om je in te leven in het denken van mensen voor wie het voeren van oorlog volkomen normaal is. Ik bedacht mij dat de oude Egyptenaren geen enkele angst hadden voor het doodgaan. Zij genoten met volle teugen van het leven en gingen er van uit dat, na de dood van het fysieke lichaam, het leven in de velden van Amdoeat nog véél leuker zou worden. In dit leven zijn ziekte, honger en oorlog onvermijdelijk. Maar in het paradijs is alles goed. Sneuvelen in de strijd was dus niet zo erg voor een Egyptische soldaat.