Zoals we weten stond er boven de deur van de Tempel van Apollo geschreven “Ken u zelf”. Bij het naar buiten gaan las je boven dezelfde deur “Niets te veel”, vaak vertaald door “Alles met mate”.
Mensen gingen naar de tempel van Apollo om het orakel te raadplegen. Ze zaten met vragen en kwamen voor antwoorden. Je stelde je vraag aan de priesters en die gingen ermee naar de Pythia, die boven een spleet zat waar bedwelmende dampen uit opstegen. Zij kreeg daar visioenen door en vertelde daarover tegen de priesters. Die interpreteerden haar woorden en gaven de betekenis ervan door aan de vraagsteller. Als de voorspelling uitkwam, dan was je blij en schonk je de tempel waardevolle voorwerpen. Kwam hij niet uit, dan had je het antwoord waarschijnlijk verkeerd begrepen.
In de oudheid werd al het voorbeeld gegeven van een koning die Perzië wilde aanvallen. Hij vroeg “Wie zal winnen?” Het antwoord was: “De beste”. De koning was helemaal blij en wachtte niet op de uitleg door de hogepriester. Hij bracht een enorm leger bij elkaar en viel aan. Perzië won natuurlijk, want die hadden het grootste leger en de beste generaals van die tijd. Dat had de koning kunnen weten, maar hij was zó vol van zichzelf dat hij de uitspraak op zichzelf betrok. Als de koning enige zelfkennis had gehad, zou hij geweten hebben dat hij helemaal niet zo’n goede legeraanvoerder was als de Perzische generaals. En als hij niet zo hebberig was geweest, had hij zich gerealiseerd dat hij zijn land ten gronde zou richtten door net zo’n groot leger als Perzië op de been te willen brengen.
Het echte antwoord zijn vraag (op alle vragen die er maar gesteld kunnen worden) stond dus gewoon boven de voordeur.
Maar er is natuurlijk nog een diepere betekenis. Alles in de tempel was symbolisch. De tempel, dat zijn wij. Als je naar binnen keert, leer je jezelf kennen. De damp is de goddelijke inspiratie. Het orakel is de stem van de god Apollo. De priesters interpreteerden de woorden van het orakel, zij staan voor het denken. De bezoekende vraagstellers kwamen daar met heftige problemen, zij zijn de emoties. Het gebouw zelf stond voor je lichaam. Door de tempel binnen te gaan, door in jezelf te keren, leer je de god kennen. Zonder de inspiratie van het orakel, kunnen de priesters de vragen van de mensen niet beantwoorden. De gedachten kunnen de emoties niet bedwingen zonder de inspiratie van het zelf.
Ik ben niet mijn lichaam
Maar degene die het gebruikt
Ik ben niet mijn gevoelens
Maar degene die ze ervaart
Ik ben niet mijn gedachten
Maar degene die ze denkt
Veel mensen identificeren zich met hun lichaam. Maar als je een deel van je lichaam zoals een arm of een been kwijtraakt, dan blijf je wie je bent. Je zal een tijdlang overstuur zijn, maar je raakt er aan gewend en gaat verder met je leven. Zelfs als je door een hersenaandoening of een vreselijk trauma een andere basishouding krijgt, heb je nog steeds de continuïteit van je bewustzijn. Al zeggen anderen misschien “hij is zichzelf niet meer”, ervaar je jezelf nog steeds als “ik”. Zelfs de man die na een ongeval geen nieuwe herinneringen meer kon maken, wist wel wie hij was.
Veel mensen identificeren zich met hun emoties. Fijne gevoelens zijn het waard om nagestreefd te worden, Vervelende emoties moeten zoveel mogelijk ontweken worden. Je moet genieten. Je moet je vrolijk voelen. Je moet enthousiasme uitstralen. Somberheid mag niet. Verdriet mag niet. Afkeuring door anderen mag niet. Boosheid mag niet. (Of soms juist wèl. Het is best fijn om samen ergens boos over te zijn.) Dansen, gamen, lekker eten, drugs, samen demonstreren … alles om je maar niet somber te hoeven voelen. Maar het nastreven van positieve emoties en het vermijden van negatieve emoties is uitputtend werk. En het is bovendien niet wie jij bent. Emoties gaan en komen. De stoïcijnen wisten al dat je alleen echt gelukkig kan worden als je je niet laat afleiden door het streven naar méér (niets te veel) of door het oordeel van anderen (ken u zelf). En al helemaal niet door je emoties. Zie ze zoals ze zijn: voorbijgaande reacties op gebeurtenissen.
En dan de gedachten. Wij zijn niet onze gedachten. Dit is een boodschap waar ik als psycholoog al dertig jaar mijn cliënten van heb geprobeerd te overtuigen. Maar dat is echt heel lastig. Er zitten diverse ‘netwerken’ in onze hersenen. Er is een serie hersenstructuren betrokken bij het nadenken over complexe problemen zoals wiskunde: het Ventraal Aandacht Netwerk. Een ander netwerk is actief als we met een taak bezig zijn zoals houtsnijden: het Dorsaal Aandacht Netwerk. En er is een netwerk actief als we niks doen: het Default Aandacht Netwerk. Default is Engels voor ‘bij verstek’. Het Default Netwerk mijmert en dagdroomt. Maar het kan ook piekeren en malen.
Als we mediteren laten wij het Default Netwerk zijn gang gaan, maar we vereenzelvigen ons er niet mee. We observeren de gedachten die opkomen en laten ze weer los. Uiteindelijk kom je dan op een stille plaats. In het Zen boeddhisme wordt het denken vergeleken met de wind die golven maakt in een poel. Pas als de wind is gaan liggen kan je de vissen en de bodem zien.
Ik ben niet mijn gedachten, ik ben degene die de bodem van die poel kan zien als mijn brein ophoudt met denken. Ik ben degene die kiest welk netwerk in mijn hersenen actief is. En ik ben zèlfs niet mijn bewustzijn. Want als ik weer wakker wordt na bewusteloosheid, ben ik nog steeds “ik”. Dat is het “zelf” waar de tekst van de tempel van Apollo over gaat.
En bij het weer naar buiten gaan: “niets te veel”. Ook niet teveel mediteren. Want zelfs die sereniteit kan verslavend werken …