Juli / Augustus 2024

Er wordt al vele jaren wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de effecten van meditatie. Iedere keer wordt geconstateerd dat mediteren de gezondheid bevordert en stress vermindert. Toen ik nog studeerde ben ik heel erg in dit onderwerp geïnteresseerd geraakt. In die tijd keek men vooral naar boeddhistische monniken die al jaren in een klooster wonen en vele uren per dag mediteren. En men vergeleek hen met ‘gewone’ mensen. Een probleem met dit soort onderzoek was dat er mogelijk een andere factor in het spel is die de stress vermindert, namelijk de rust en regelmaat van het kloosterleven.

Tegenwoordig wordt er ook zogeheten dubbelblind onderzoek gedaan, waar men twee groepen mensen bestudeert die geen voorafgaande ervaring met meditatie hebben. De onderzoekers letten er tegenwoordig op dat mensen die zo’n onderzoek meedoen in zo veel mogelijk opzichten hetzelfde zijn. De ene groep krijgt een cursus mindfulness en gaat een aantal maanden iedere dag een half uur mediteren en de andere groep krijgt een andere opdracht zoals dezelfde tijd wandelen, of géén opdracht. Er wordt vervolgens gekeken naar hoe de twee groepen aan het einde van het traject van elkaar verschillen. Ook bij dubbelblind onderzoek is het effect van mediteren op de ervaren stress heel groot. Al na een half jaar is het stressniveau van de meditatie-groep sterk verlaagd.

De relatie tussen stress en (on)gezondheid is al veel langer bekend. Incidentele stress is volkomen normaal en daar kan ons lichaam prima mee omgaan. Een langdurig hoog niveau van stress vermindert de mentale èn de fysieke weerstand. Daarom is er een sterk verband tussen chronische stress en geestelijke en lichamelijke stoornissen. Tegenwoordig wordt er dus in de geestelijke gezondheidszorg veel gewerkt met mindfulness en andere meditatieve technieken.

Kortgeleden zag ik een programma van de onlangs helaas overleden Engelse TV-dokter Michael Mosley. Zijn nieuwe reeks gaat over gezond oud worden en in de eerste aflevering werd onder andere aandacht besteed aan de gezondheidseffecten van meditatie. Bij het bekijken bekroop mij het gevoel dat er iets niet klopte. Het is natuurlijk een medische serie en er werd alleen maar gekeken naar de gezondheidseffecten. Maar dat zette mij wel aan het denken.

Mensen mediteren al duizenden jaren. Misschien al zolang de mensheid bestaat. Maar het doel van meditatie is nooit medisch geweest. Het doel van meditatie is niet een betere gezondheid of minder stress. Dat zijn ‘bijverschijnselen’. Als gezondheidswetenschappers nu de bijverschijnselen tot doel maken, dan trappen wij met beide benen in de valstrik van het materialisme.

Het idee dat alle menselijke handelingen een doel moeten hebben, wordt wel omschreven als ‘telisch denken’. Telisch en atelisch zijn termen uit de taalkunde. Teliciteit gaat om een handeling met een specifiek eindpunt, een doel. Ateliciteit heeft geen eindpunt, geen einddoel. Mediteren is inherent atelisch, net als spelen. Een kind speelt niet om te leren, het speelt omdat het dat leuk vindt. Dat het kind door te spelen allerlei vaardigheden aanleert, maakt het aanleren van vaardigheden nog niet tot het doel van spel. Het speelt om plezier hebben. Leren is bijvangst. Zo is het ook met mediteren. Wij mediteren niet om een specifiek einddoel te bereiken. Wij mediteren om ons bewust te worden van onze innerlijke wereld. Gezondheid en beter kunnen omgaan met stress zijn bijvangst. Het is niet door te mediteren dat je beter om kan gaan met stress. Je kan beter met stress omgaan doordat je de uiterlijke werkelijkheid bent gaan relativeren nu je de innerlijke wereld hebt ontdekt.

Het is dus omgekeerd. Mediteren en spelen hebben geen eindpunt, geen doel. Het zijn zelf oorzaken. Ze zijn een ontdekkingsreis. En door die ontdekkingsreizen ontwikkel je jezelf.

Hetzelfde geldt natuurlijk voor allerlei andere atelische bezigheden, zoals wandelen, lezen, sporten en verre reizen maken.