“God van mijn hart, God van mijn begrip”
In onze Rozekruisers aanroepen wordt deze term veel gebruikt. Ik sta er niet vaak genoeg bij stil hoe belangrijk deze formule is. Maar gisteren werd ik er weer eens mee geconfronteerd in een kringgesprek. Eén van de aanwezigen vertelde dat hij niet meer kon geloven in een almachtige, liefhebbende God in een wereld waar Covid willekeurig om zich heen kan grijpen, waar goede mensen zomaar ALS krijgen en kinderen dood gaan aan progeria.
In de loop van het gesprek, waar zowel actieve gelovigen als mensen die hun kerk verlaten hadden, vanuit allerlei verschillende gezindten aan deelnamen, werd duidelijk hoe verschillend mensen over God denken. De een komt vanuit de Bijbel tot een zeer humanistische levensvisie, voor de ander is diezelfde Bijbel het boek van een tiran die mensen willekeurige wetten oplegt en ze wreed straft. De een gelooft in de God van liefde, de andere in de God der wrake. En het is niet zo dat de ene alleen het Nieuwe Testament leest en de andere alleen het Oude. Integendeel, deze tweedeling vind je in ieder geloof.
Het is ontzettend lastig om je in te leven in het verhaal van iemand die een totaal ander godsbeeld heeft dan jij zelf. Voor sommige mensen is God de enige die alles bepaalt wat er gebeurt. Mensen met zo’n godsbeeld hebben moeite om hierin de liefhebbende vader te ervaren die de religies ons voorspiegelen. Andere mensen beoordelen God naar het gedrag van degenen die zeggen dat zij Zijn wil op Aarde uitvoeren. De gruwelijke wreedheden die in alle tijden in alle religies in de naam van God gebeuren, zorgen er voor dat zij zich met walging van alle vormen van godsdienst afwenden. Weer anderen laten zich inspireren door het leven van heiligen en mystici en zeggen: “zo iemand zou ik ook willen zijn.” En weer anderen gaan zelf op zoek en vinden dan, in het diepst in hun innerlijk, of in een toevallige ontmoeting of een gebeurtenis die precies op het juiste moment kwam, de betekenis die zij zochten.
Een vraag die wij ons allemaal zouden kunnen stellen: “Welk beeld heb ik van het opperwezen?” Probeer die vraag eens te beantwoorden. Is het een oude man met een lange baard die vanaf een wolk alles bepaalt wat er gebeurt? Is het een onzichtbare, alomtegenwoordige, alwetende geest die jouw zonden en jouw goede daden observeert en na je dood bepaalt of je naar de hemel gaat of voor altijd zult branden in de hel? Is het de onkenbare die voorafging aan alles wat was, is, en zal zijn en waarvan wij alleen maar kunnen zeggen wat Het niet is? Is het een wrede tiran die er genoegen in schept ons te kwellen met ziekte, hongersnood en oorlog en die desondanks eist dat we Hem aanbidden? Is God immanent of emanent? Heeft Hij vooraf alles al bepaald of heeft Hij ons een vrije wil gegeven? Is God wel een Hij, of misschien een Zij … of een Het – het Kosmische?
Hoe meer wij er over nadenken, hoe meer wij er achter komen dat eigenlijk niemand precies hetzelfde bedoeld als er over God gesproken wordt. En zelfs dat ons eigen begrip in de loop van ons leven verandert. De God van mijn begrip, is niet de God van jouw begrip. De God van mijn begrip nu ik zestig ben, is niet de God van mijn begrip toen ik zes jaar oud was. En als we ons dat realiseren, realiseren wij ons ook dat niemand het recht heeft om een ander zijn eigen godsbegrip op te leggen. En we realiseren ons ook dat een atheïst die zich verbitterd afgewend heeft van het geloof van zijn of haar ouders, zich waarschijnlijk afzet tegen een God der wrake. Zo iemand heeft heel andere ervaringen en is met een heel ander godsbesef opgegroeid, dan iemand die zijn vertrouwen en levensblijheid haalt uit een God der liefde. In iedere religie zijn er mensen die een God van liefde in hun hart sluiten en mensen die in angst leven voor een God der wrake. De God van mijn hart en de God van andermans hart hoeven niet dezelfde te zijn, al hebben we het allebei over het Opperwezen.