15 juni 2020

Ik wil het vandaag met jullie hebben over de groei van onze economie en hoe het komt dat wij daar als burgers weinig van merken.
“In de mensheid waarvan wij dromen […] beheren de economen de staatsfinanciën met gezond verstand en in aller belang”. (Rozekruisers Utopie uit Positie Fraternitatis Rosae Crucis 2001.)

Oneindige groei is niet mogelijk. Hoe graag onze politici en economen ons dit ook willen wijsmaken. Als wij naar de natuur kijken, dan zien wij dat alles wat groeit grondstoffen nodig heeft. En omdat die grondstoffen eindig zijn, wordt er na een periode van groei een evenwicht bereikt. Als het maar door blijft groeien, raken de grondstoffen op, waardoor het weer afneemt en uiteindelijk sterft. Als we naar de natuurkunde kijken, dan zien we dat een perpetuum mobile, een altijd bewegende machine, ook niet mogelijk is. Alle machines komen uiteindelijk tot stilstand als de energie die er is ingestopt op is.
Zo is het met de economie niet anders. Kijken wij naar de groei van een economie, dan zien wij dat geld de grondstof van de economie is. De omvang van de economie wordt bepaald door de hoeveelheid geld en de omloopsnelheid daarvan. De economie groeit als de hoeveelheid geld toeneemt en/of de omloopsnelheid daarvan.

Wat is geld? Geld is een ruilmiddel en een rekeneenheid. Een heel oude economische wet, de wet van Gresham, zegt “Slecht geld vervangt goed geld.” (De eerste die dit beschreef was overigens de toneelschrijver Aristophanes uit de Griekse oudheid.) Als het goudgehalte in munten daalt, dan worden de dure oude ‘goede’ munten opgepot en gebruikt iedereen de goedkopere nieuwe ‘slechte’ munten. Djenghiz Khan kwam, net als alle andere veroveraars, op het idee om alle goud en edelstenen van de door hem overwonnen volken in te pikken. Maar zijn briljante vernieuwing was dat hij daarvoor een ontvangstbevestiging gaf, en dat mensen die ontvangstbevestigingen konden gebruiken om goederen en diensten meet te betalen. Het papiergeld was geboren! “Slecht geld”, papier, kwam in de plaats van “goed geld”, goud en edelstenen. Maar de basis van het papiergeld was de voorraad goud en edelstenen in de kluizen van de Khan. Er werden wel bankbiljetten bijgedrukt en als salaris aan de ambtenaren gegeven, maar omdat de hoeveelheid goud veel langzamer groeide, veroorzaakte dat inflatie. Capabele vorsten zorgden er daarom voor dat er nooit meer dan twee keer zo veel bankbiljetten in omloop waren als dat er aan goud in de kluis lag. Dit systeem heeft het uitgehouden tot in de jaren ’70 van de vorige eeuw. Toen ik klein was, was muntgeld in Nederland nog van zilver. Toen is de ‘gouden standaard’ losgelaten. De munten werden van nikkel. De prijs van zilver ging razendsnel omhoog (met andere woorden het geld werd steeds minder waard) maar de koopkracht van een nikkelen gulden bleef gelijk aan die van een zilveren gulden. Men ging de zilveren munten oppotten en gebruikte alleen nog de nieuwe munten. “Slecht geld verving goed geld.” En toen een paar jaar later zilver drie keer zo duur geworden was, verkochten veel mensen hun oude geld tegen de zilverprijs.
Maar dat was niet het enige. Men besloot ook het goud van De Nederlandse Bank niet langer als dekking van het papiergeld te gebruiken. En daarmee werd geld een abstractie. Het is nu een getal geworden dat op je bankrekening staat. We gebruiken in deze Corona tijd zelfs geen bankbiljetten en munten meer, maar betalen contactloos. Er worden alleen maar rekensommetjes uitgewisseld. Dit geld heeft helemaal geen bestaan meer in de fysieke realiteit. Dus de hoeveelheid geld wordt niet langer door de drukpers van de regering bepaald, maar door slimme rekenmethodes bij de grote banken.

De omloopsnelheid van geld wordt bepaald door de rentestand. Als de rente hoog is, houdt iedereen zijn beurs stevig gesloten. Bedrijven betalen hun rekeningen pas op het allerlaatste moment om maar zoveel mogelijk rentewinst te pakken. Als de rente laag is, of zelf negatief, zoals nu dan heeft het geen zin om geld op te potten en dan gaan de bedrijven investeren. De omloopsnelheid van het geld neemt toe. We zien dus dat er aan de ene kant door banken steeds meer geld gemaakt wordt door tegen heel lage rentes uit te lenen. En aan de andere kant neemt de omloopsnelheid van dat geld enorm toe omdat iedereen het weer investeert. Daardoor groeit de economie. Maar als burger merk je daar heel weinig van. De burgers en de bedrijven werken allemaal met geleend geld. Dus het enige waar er meer van is, is schulden! Omdat de rente zo laag is, heb je een hypotheek genomen. En je zit met een studieschuld, een doorlopend krediet, de machines van je bedrijf zijn van de bank, enzovoorts.

De basis van ons geld is niet langer het goud van de overheid, maar het vertrouwen dat wij hebben in de banken. “Slecht geld verjaagt goed geld”. De motor van onze economie is nu de rentestand, maar die kan eigenlijk niet lager dan nul zijn. Want op het moment dat die negatief wordt, zal niemand meer geld op zijn bankrekening willen hebben staan. De brandstof van de bank, de echte inkomsten, is het geld dat mensen op de bankrekening hebben staan. Dàt geld is namelijk het geld wat zij aan hypotheken en leningen kunnen uitlenen. Maar dit zijn allemaal luchtbellen. Een volgende financiële crisis kan niet uitblijven. Met iedere economische crisis neemt het vertrouwen in de banken af. En daarmee dus ook de waarde van ons geld. Zolang de huizenprijzen stijgen en de rente laag blijft, zullen mensen hypotheken willen. Maar eigenlijk stijgen de waardes van de huizen niet, de waarde van het geld daalt. Je moet steeds meer geld betalen voor dezelfde hoeveelheid bakstenen. En als door een pandemie heel veel bedrijven en ZZP-ers tegelijk failliet gaan en de schulden aan de banken niet meer kunnen betalen, dan zijn de banken al dat uitgeleende geld kwijt. En dan zit de bank met een gedwongen verkoop van een woonhuis of een kantoorinventaris, waar ze maar een fractie voor krijgen als wat ze er voor hadden uitgeleend.
Wij moeten in de economie van ons groeimodel af. De grondstof raakt op en we lopen tegen de grens van de omloopsnelheid aan. Er moet een circulair model voor in de plaats komen, waarbij het geld zijn ware waarde behoudt en de omloopsnelheid aansluit bij de periodieke wisselingen van de conjunctuur.